3 augustus 2016 |
Nu we de eerste inventarisaties maken van boerderijdata, zeg maar het voorbereidende werk voor de gegevens die straks in de app geladen moeten worden, blijkt pas hoeveel er aan informatie ‘in principe’ beschikbaar is. ‘In principe’ zeg ik, want je moet het eerst wel vinden en ontsluiten. Het is ook indrukwekkend te zien hoeveel mensen en organisaties met inventarisatie van vanalles en nog wat bezig zijn.
Laat ik bijvoorbeeld het historische netwerk voor een willekeurige gemeente als Raalte eens noemen; het zal elders nauwelijks anders zijn:
– Een stuk of 5 historische/heemkundige verenigingen met heel veel leden en vrijwilligers; niet alleen in het centrumdorp Raalte maar ook in de kleinere dorpen en kernen van de gemeente.
– Er zijn studies gedaan naar veldnamen inclusief boerderijen, in de jaren 80-90, door de toenmalige culturele raad van Overijssel.
– Boerderijboeken: vier boeken met alle boerderijen in de voormalige gemeenten Heino, nu behorende bij de gemeente Raalte.
– Er zijn heel veel (historische) boerderijdeskundigen, die verantwoordelijk zijn voor al het uitgebreide en deskundige onderzoek. Ieder gemeente kent wel zo iemand, met wie je dagen achter de computer of in het veld kunt doorbrengen om alles en iedereen te karteren.
Die veelheid aan informatie is natuurlijk fantastisch, maar het zet je ook aan het denken. Want alle informatie is overal en nergens opgeslagen. Wat er is, is nauwelijks bekend, anders dan in de kleine groep. Misschien is wel het meest benauwende van alles dat al die data met heel veel zorg verzameld maar daarna vaak nauwelijks meer gebruikt zijn. En zeker niet bijgehouden. Een uitdaging voor BIM om het anders te doen.
Gerard Hendrix